De weinig bekende geschiedenis van een van de mooiste forten in Castilla y León
Het kasteel van de hertogen van Alburquerque, dat al in 1306 werd gedocumenteerd, is sinds 1931 een historisch-artistiek monument en een van de mooiste in Segovia en Castilla y León. Het onderste deel (fort en paleis) is Mudejar en op de deur staat het wapen van Castilla y León met de granaatappel en het motto van Enrique IV: ‘bitterzoet is de heerschappij’. Voor hem was deze bewering heel waar omdat hij zich verkeerd begrepen en belasterd voelde. Hij belandde begraven in het klooster van Guadalupe.
De eerste hertog van Alburquerque, Beltrán de la Cueva, werd in 1464 door Enrique IV benoemd tot heer van Cuéllar. Binnen in het kasteel werd later – in de 16e eeuw – een paleis gebouwd rond een binnenplaats met zuilen, met een dubbele galerij van verlaagde bogen. Het behoudt een balkon (dat de naam van de hertog draagt), gangen, galerijen, kamers, een kelder, wapenkamer, kelders en een servicegebied.
Door de eeuwen heen passeerden belangrijke figuren zoals Juan II, die luxueuze feesten aanbood ter ere van de Infantes van Aragon, of koning Pedro I, die trouwde met Doña Juana de Castro, het kasteel. De Franse troepen onder bevel van de vader van Victor Hugo bevonden zich ook in de hallen, en later de Engelse troepen onder generaal Wellington.

Met de plunderingen van de Franse troepen begon het verval van het kasteel. In de toren verbleef ook de dichter José de Espronceda een jaar in ballingschap, waar hij in 1834 zijn werk ‘Sancho Saldaña o El castellano de Cuéllar’ schreef. Aan het begin van de 20e eeuw werd het fort verlaten en na de oorlog van 1936 deed het dienst als politieke gevangenis, gevangenis en tuberculosesanatorium.
Vandaag, gerestaureerd, is het een van de mooiste kastelen in de regio: ‘Voor kastelen in Spanje en in Spanje Segovia’, is er vaak gezegd. Vanaf de kantelen zie je de torens van de Mudejar-kerken en de ‘dennenzee’ die de stad omringt.
Er worden gedramatiseerde bezoeken afgelegd waarin bezoekers deelnemen met de personages die daar passeerden. De lagere klassen, anonieme karakters van de stad en de soldaten, de ‘niemanden’, spelen een prominente rol. Het is als een eerbetoon aan onbekende voorouders. Buren uit Cuéllar kruipen in de rol: Sergio, Daniel, Blanca en Aurora.
Paleis van Hendrik IV
In de hoofdstad van Segovia staat het Paleis van Enrique IV, een gebouw uit de vijftiende eeuw, waarin momenteel het Esteban Vicente Museum voor Hedendaagse Kunst is gevestigd. Het werd rond het jaar 1455 gesticht op het huis van Ruiz Díaz. De katholieke vorsten verbleven er verschillende keren en toen Isabel La Católica stierf, werd het geschonken aan Diego de Barros en Licenciado Diego de Heredia, haar zoon. In 1588 stichtten Juan López de Medina en zijn vrouw Catalina de Barros het Hospital de Viejos, waarbij ze de kapel bouwden met een houten cassetteplafond en de liggende beelden van de oprichters in nissen aan de zijkanten van de pastorie.
BRON: ABC – Hoofdfoto: (Castillo de Cuéllar) Javier Frigola.